"De vroege monniken kenden de praktijk van het reciteren van bepaalde gebeden op
verschillende tijdstippen elke dag, hetzij alleen, alsof zij kluizenaars waren,
hetzij als gemeenschap, alsof zij cenobieten waren. De belangrijkste visie
daarachter en de belangrijkste betekenis van die praktijk was om iets veels
belangrijkers op die manier te koesteren en te voeden, met name het
onophoudelijk gebed. Dat is dan weer een constante gemeenschap, ‘communie’, met
God. Sinds God tot ons gesproken heeft, voelden zij aan dat onophoudelijk gebed
eerst en vooral een onophoudelijk luisteren naar God was. Ze luisterden naar wat
God hen bleef vertellen: in de stilte van hun hart en doorheen de vele teksten
van de Schrift die zij uit het hoofd geleerd hadden en constant herkauwden
[‘ruminatio’], doorheen ook de teksten die zij hoorden bij de liturgische
vieringen, doorheen de woorden van een geestelijke vader en de geschriften van
de ouderen, en ook doorheen alle gebeurtenissen in hun dagdagelijks leven.
Lectio Divina was geen praktijk. Het was een houding van het hart.
Die
houding raakte grotendeels verloren op het einde van de Middeleeuwen en meer nog
in de post-Reformatietijd in de katholieke kerk. Sindsdien, en vooral in de
voorbije vijftig jaar of zo, in het zog van de bijbelse beweging, herontdekten
we het belang van de Schrift in ons monastieke leven en van lectio divina.
Spijtig genoeg begonnen we Lectio Divina ook als een “praktijk”, of een
“observantie” te zien, eerder dan als een fundamentele houding van het hart. De
trouwe monnik maakt elke dag een half uur of een uur of zelfs meer vrij voor
lectio en neemt dan zijn spirituele lectuur op, of zijn studies of andere
activiteiten. Hij neemt een zeer open, ontvankelijke
houding aan tijdens dat half uur, waarin hij naar God luistert, en geeft
zichzelf tijdens de rest van de dag vaak over aan dezelfde dolle hetze, dezelfde
competitiegeest, diezelfde afleiding, alsof hij niet had gekozen voor een leven
van onophoudelijk gebed en constant zoeken naar de aanwezigheid van God. "
Armand Veilleux, ocso
Geen opmerkingen:
Een reactie posten